Klimaat

Klimaat

Visie 2050 en CO2-reductie: de bijdrage van de sector

De industrie moet een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de klimaatambities van de Europese Unie (Clean Planet for All) die zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs van 2015. Zo zullen de Europese raffinaderijen een essentiële rol spelen in de energietransitie. In een optimaal scenario - met ondersteunende maatregelen - zou hun totale CO2-uitstoot in 2030 met 20% tot 30% kunnen worden verminderd, tot 70% in 2050 in vergelijking met het niveau van 1990.

De Europese petroleumsector heeft daarom een ‘Visie 2050’ ontwikkeld die voorstellen aanreikt om bij te dragen tot het behalen van de klimaatdoelstellingen. Onze sector zal o.a. met de ontwikkeling van koolstofarme vloeibare brandstoffen concrete en impactvolle oplossingen aanreiken op weg naar een koolstofarme maatschappij. Maar ook op het niveau van de raffinaderijen die tot de energie-intensieve industrie (ETS) behoren, worden maatregelen genomen om de broeikasgasemissies verder te blijven reduceren.

  • De technologische neutraliteit moet de basis van het beleid zijn, waardoor verschillende (complementaire) koolstofarme technologieën met elkaar op een gelijk speelveld kunnen concurreren en zo investeringen kunnen worden aangemoedigd om deze technologieën op grote schaal te produceren. Hiervoor is een duidelijk en stabiel politiek kader nodig.
  • Vloeibare brandstoffen zullen moeilijk vervangbaar zijn in domeinen zoals het vrachtvervoer, de zeevaart en de luchtvaart. Koolstofarme vloeibare brandstoffen moeten daarom de nodige ruimte krijgen als kosteffectieve oplossing in die sectoren.
  • Koolstofarme vloeibare brandstoffen hebben ook hun plaats naast elektrificatie van de personenwagens om emissiearme mobiliteit te bereiken. Het is dan ook belangrijk om bij het bepalen van CO2 normen te kijken naar de volledige levenscyclusanalyse van alle technologieën.
  • De betaalbaarheid van koolstofarme vloeibare brandstoffen, zoals duurzame biobrandstoffen en e-brandstoffen, zal verbeteren zodra deze technologieën op grote schaal op de markt worden gebracht.
  • Europa moet voorkomen dat ze afhankelijk wordt van zeldzame grondstoffen (bijvoorbeeld zeldzame metalen voor de productie van batterijen) of energie-invoer (waterstof, elektriciteit) die op een CO2-intensieve manier worden geproduceerd. China domineert de wereldwijde batterijmarkt. Europa zou een strategisch mondiale plaats kunnen innemen in de ontwikkeling en productie van koolstofarme vloeibare brandstoffen dankzij de know-how van de aanwezige raffinaderijen.
  • CCS (Carbon Capture and Storage) en CCU (Carbon Capture & Use) worden aanzien als essentiële oplossingen voor het efficiënt realiseren van industriële koolstofreducties en zouden op korte termijn een belangrijke rol moeten spelen. De EU moet sterk leiderschap tonen ten aanzien van CCS, ter ondersteuning van de vele projecten die momenteel in verschillende landen, ook in België, worden ontwikkeld. De raffinaderijen gelegen in de Antwerpse haven zullen hierin een belangrijke rol spelen. CCU kan gebruikt worden voor heel wat toepassingen zoals voor de aanmaak van brandstoffen.
  • Ten slotte, zullen clusterinitiatieven tussen sectoren en bedrijven ongetwijfeld bijdragen tot innovatieve oplossingen. Innovatie is één van de sleutels om de energie- en klimaatuitdagingen aan te gaan

Meer informatie (in het Engels) over de visie ‘A pathway for the evolution of the refining industry and liquid fuels’:  klik hier 

Raffinage-industrie partner in de energietransitie: waterstof kan een belangrijke bijdrage leveren aan de vermindering van de CO2-uitstoot van de raffinagesector en van het transport

De raffinagesector is een van de grootste producenten en verbruikers van waterstof in Europa en in het bijzonder in België. Dit is vandaag hoofdzakelijk gebaseerd op reforming-technologieën (naphta reforming, steam methane reforming) die gebruik maken van fossiele grondstoffen (nafta, methaan of raffinaderijbrandstofgassen). Momenteel speelt waterstof een belangrijke rol in de omzettings-processen van raffinaderijen en draagt het bij tot het maken van producten die voldoen aan de gezondheids- en luchtkwaliteitseisen (ontzwaveling). Waterstof is ook nuttig voor de productie van smeermiddelen, chemische grondstoffen en biobrandstoffen (HVO[1]) uit duurzame grondstoffen op basis van biomassa. Deze laatste spelen een belangrijke rol in de energietransitie, met name omdat zij geen bijkomende investeringen vergen voor de energiegebruikers (kunnen worden gebruikt als "drop-in"-product in de huidige voertuigen).

Waterstof zal, naast andere emissie reducerende technologieën, een steeds grotere rol spelen bij het realiseren van de klimaatdoelstellingen, zoals opgenomen in de Europese Green Deal en benadrukt in de Europese Waterstofstrategie alsook in de beleidsverklaring van de Belgische federale regering.

Waterstof is van cruciaal belang voor de significante vermindering van de CO2-uitstoot. Zowel in de industriële sector, door de daling van de koolstofintensiteit van energie, als in de transport-sector, waar het laadvermogen en de afstand van belang is. Vooral in transportsectoren die moeilijker te decarboniseren zijn, zoals het zware vrachtvervoer, de scheep- en luchtvaart, waar hoge energiedichtheid een noodzakelijke vereiste is.

Industrieel perspectief
De productie van groene waterstof is rechtstreeks gekoppeld aan hernieuwbare elektriciteit, die met het oog op maximale energie-efficiëntie eerst aan het elektriciteitsnet moet worden geleverd voor directe elektrificatie. Een structureel overschot van hernieuwbare elektriciteit tegen 2030 in de EU en in België in het bijzonder is onwaarschijnlijk. Om de behoeften van de Belgische raffinaderijen met de productie van groene waterstof te voldoen zou vrijwel de volledige huidige Belgische offshore-elektriciteitscapaciteit nodig zijn. Groene waterstof zal naar verwachting vooral worden geproduceerd in landen waar zon, wind en land op grote schaal beschikbaar zijn met een productie van groene elektriciteit die de vraag van het net overtreft. Bijgevolg zal groene waterstof waarschijnlijk marginaal beschikbaar zijn in België en hoofdzakelijk worden geleverd via invoer van buiten Europa.

De omschakeling van de grote hoeveelheid "grijze" waterstof naar koolstofarme waterstof die door de Belgische industrie wordt geproduceerd en verbruikt, is dan ook van cruciaal belang en zal in de eerste plaats moeten worden gerealiseerd via CO2-afvang en -opslag (CCS) bij de productie-eenheden. De productie van waterstof via reforming in combinatie met CCS-technologie (de zogenaamde "blauwe waterstof") heeft een groot potentieel om in de industrie en de transportsector tot een aanzienlijke vermindering van de CO2-uitstoot te komen. De technologie bestaat en kan op grote schaal ingevoerd worden. Bovendien is de "blauwe" waterstof goedkoper dan het "groene" alternatief, zelfs op middellange termijn, zolang de kosten van grote hoeveelheden groene elektriciteit niet aanzienlijk dalen. Niettemin zal blauwe waterstof aanzienlijke kapitaalinvesteringen en beleidsondersteuning vergen om zijn marktintroductie te vergemakkelijken. Dit wordt ook uiteengezet in het recente VLAIO-studierapport[2] over het koolstofvrij maken van de energie-intensieve industrie in Vlaanderen.

Zowel blauwe als groene waterstof zijn koolstofarme waterstofoplossingen. Daarom moeten beide technologieën gelijk worden behandeld (op basis van technologieneutraliteit), bijvoorbeeld wat betreft hun valorisatie (ETS[3] en REDII[4]), fiscaliteit of projectsteun/-stimulansen. Blauwe waterstof kan zelfs negatieve emissies genereren wanneer het wordt geproduceerd uit (gedeeltelijk) hernieuwbare grondstoffen (biomethaan of bionafta).

Het beleid moet de keuze van oplossingen laten afhangen van de marktprijzen, flexibiliteit bieden voor toekomstige aanpassingen om in te spelen op ontwikkelingen in de technologie en de klimaatwetenschap, de complexiteit en de administratieve kosten tot een minimum beperken, een maximale transparantie bewerkstelligen en een globale deelname bevorderen.

Bovendien zal een Europees virtueel waterstofnetwerk door de mogelijke uitwisseling van certificaten van oorsprong, waarbij de industrieën een evenwicht kunnen vinden tussen een overschot en een tekort aan koolstofarme waterstof, niet gebonden aan fysieke interconnecties, een liquide waterstofmarkt creëren. Dit zal de doelstellingen van de industrie op het gebied van het koolstofvrij maken van de economie helpen verwezenlijken.

Onze aanbevelingen
Samenvattend moet de "koolstofarme" waterstofstrategie voor België op middellange termijn, bij gebrek aan voldoende beschikbare hernieuwbare elektriciteit, rechtstreeks gekoppeld worden aan CCS-projecten die aanzienlijke ondersteuning vereisen om tijdig en op grote schaal te worden gerealiseerd (bv. het Antwerp@C-project dat de industriële cluster van de Antwerpse haven koolstofvrij moet maken) met het oog op de bijdrage tot de Green Deal-doelstelling. 

Wij roepen de Belgische autoriteiten op alle mogelijkheden aan te grijpen om een markt voor waterstof en voor koolstofarme vloeibare brandstoffen te ontwikkelen, met inbegrip van synthetische brandstoffen op basis van waterstof die bijdragen tot de vermindering van de CO2-uitstoot van de transportsector.

Informatie
ENERGIA
Mail: [email protected] 
Website:
www.energiafed.be 
Twitter: @energiafed

[1] HVO (Hydrotreated vegetable oil) kan de CO2 uitstoot tot 90% verminderen versus conventionele diesel
[2] Naar een koolstof circulaire en CO2-arme Vlaamse industrie, Studie in opdracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), november 2020.  Studie uitgevoerd door Deloitte België in samenwerking met VUB-IES, Climact en AMS 
[3] ETS : Emission Trading System 
[4] RED: Renewable Energy Directive

ETS zorgt voor 'level playing field'

Raffinaderijen maken deel uit van de energie-intensieve industrieën. De procestechnieken om de grondstoffen te verwerken tot eindproducten vragen belangrijke hoeveelheden energie. Raffinaderijen willen dus steeds zo efficiënt mogelijk omgaan met energie, niet alleen om de CO2 uitstoot te beperken maar ook om hun kosten te verlagen. Het emissiehandelssysteem (ETS) is het middel van de Europese Unie om de CO2-emissies van die energie-intensieve sectoren te verminderen die samen ca. 45% van de totale CO2-emissies van de 28 Europese lidstaten vertegenwoordigen. Het is de specifieke verdienste van het ETS dat een gelijk speelveld gecreëerd werd binnen Europa tussen alle actoren op het vlak van het klimaatbeleid voor de energie-intensieve bedrijven.

Het specifieke concurrentiekader en de reeds geleverde inspanningen van onze sector om de broeikasgasemissies te verminderen maken dat de raffinaderijsector in ons land evenwel niet te vinden is voor absolute industriële lineaire reductiepaden tegen 2050 die bovenop ETS zouden kunnen ingevoerd worden. De industriële raffinageactiviteit zal haar essentiële rol blijven spelen in de bevoorradingszekerheid van energie (transport, verwarming) en in de productie van grondstoffen voor petrochemische producten. De BPF pleit bovendien voor beschermingsmaatregelen om de ondernemingen te wapenen tegen ‘carbon leakage’ en de competitiviteit van de sector te vrijwaren.

Een industrieel transitiekader naar een koolstofarme maatschappij moet ruimte bieden aan koolstofarme technologieën, aan mogelijkheden van synergiën tussen sectoren en industrieën (clusterinitiatieven), dat allemaal binnen een coherent beleidskader op regionaal, federaal en Europees vlak met het oog op de broeikasgasreductiedoelstellingen in 2050. De visie 2050  van Fuels Europe reikt voorstellen aan om bij te dragen tot het bereiken van deze doelstellingen. Klik hier voor meer info over de visie 2050 van de sector.

Koolstofarme vloeibare brandstoffen essentieel in de energiemix

Het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaat Plan (NEKP) voorziet tegen 2030 een daling van de broeikasgassen met 35%.  De petroleumsector zal met innovatieve koolstofarme producten bijdragen tot de energietransitie en de energiebevoorrading van morgen. Ze is zich bewust van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om haar CO2-uitstoot verder te blijven verminderen en om de economie en de burgers te voorzien van koolstofarme brandstoffen en andere producten die de maatschappij nodig heeft.

Koolstofarme vloeibare brandstoffen
Ook de komende jaren zullen het transport en de verwarming van gebouwen nog grotendeels afhankelijk blijven van vloeibare brandstoffen. Maar de brandstoffen van morgen zullen verschillend zijn van die van vandaag. Onze sector ontwikkelt immers koolstofarme vloeibare brandstoffen die zullen bijdragen tot het realiseren van de energie- en klimaatdoelstellingen in de non ETS sector (o.a. transport en verwarming van gebouwen). Deze innovatieve energieproducten moeten daarom een plaats krijgen in het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) wat in lijn ligt met de Europese Richtlijn m.b.t. alternatieve brandstoffen.

Koolstofarme vloeibare brandstoffen kunnen probleemloos opgenomen worden in de bestaande infrastructuren (benzinestations) en toepassingen (voertuigmotoren, stookolie-installaties) zonder bijkomende kosten voor de maatschappij. Deze producten zijn al op de markt of in volle ontwikkeling. Enkele voorbeelden:

  • Diesel XTL kan gemaakt worden uit uiteenlopende basisgrondstoffen, elk met hun eigen proces-technologie, zoals met biomassa (BTL of "Bio To Liquid") zoals o.a. plantaardige olie behandeld met waterstof (HVO of "Hydrogenated Vegetable Oil").
  • Nieuwe generatie biobrandstoffen met als voorbeeld olie uit algen die in conventionele raffinaderijen worden verwerkt tot vloeibare lage koolstof brandstoffen.
  • E-fuels zijn synthetische brandstoffen die geproduceerd worden op basis van hernieuwbare elektriciteit en zo klimaatneutraal zijn.

RED II richtlijn integratie in het NEKP: goldplating

De integratie van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED II) in het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) roept veel vraagtekens op wat betreft de plaats die wordt toegekend aan biobrandstoffen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor de brandstofleveranciers.

De Richtlijn RED II voorziet tegen 2030 een aandeel hernieuwbare energie in transport van 14%, waarvan maximum 7% 1ste generatie biobrandstoffen en minimum 3,5% nieuwe generatie biobrandstoffen. De rest moet worden aangebracht met gerecycleerde brandstoffen, e-fuels, groene waterstof, groene elektriciteit, enz.. Het Belgisch ontwerp NEKP streeft echter naar een aandeel van 20,6% hernieuwbare energie voor transportbrandstoffen met een reële energie-inbreng van biobrandstoffen van 14% zonder zelfs rekening te houden met dubbeltelling voorzien in de Richtlijn. Dit is duidelijk een geval van cherrypicking en goldplating. Het ontwerp NEKP moet daarom adequaat worden aangepast om in lijn te zijn met de RED II.

Lees ons standpunt